Soms lees je een interview waar je het hartgrondig mee eens bent, van A tot Z. Het
interview met Jeroen Dijsselbloem vrijdag in de Volkskrant was er zo eentje. De voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) vertelt bij het verschijnen van het
jaarverslag van de OVV over het coronabeleid. Meerdere observaties zijn belangrijk en raak: 1) het gebrek aan reflectie in de huidige politiek, 2) het belabberde coronabeleid van minister Ernst Kuipers en 3) het wegduiken voor politieke verantwoordelijkheid. Waarbij punt 3 en 1 alles met elkaar te maken hebben.
Het zou niet netjes zijn richting de concurrent als ik oeverloos uit het interview ga citeren (en mijn nieuwsbrief wordt er nogal lang van), maar ik kan er niet omheen een aantal scherpe observaties van Dijsselbloem te delen.
1) gebrek aan reflectie:
“Het erkennen van ernstige en pijnlijke fouten is in de politiek is heel lastig. Ook omdat het vaak grote gevolgen heeft, in termen van politiek vertrouwen tot en met het vertrek van bewindspersonen. Dat maakt het moeilijk voor de verantwoordelijke politici om te erkennen: dit is gewoon niet goed gegaan, we hebben het niet goed gezien.”
Dijsselbloem constateert niet alleen dat er nauwelijks iets is gedaan met de OVV-aanbevelingen voor het coronabeleid, maar ook dat betrokken bewindslieden niet of nauwelijks kritisch op hun eigen beleid hebben gereflecteerd. De vorige coronaminister Hugo de Jonge reageerde als door een adder gebeten op het kritische rapport van de OVV. Ruimte voor zelfkritiek was er niet of nauwelijks.
Dat heeft alles te maken met de afrekencultuur die heerst in Den Haag. Een cultuur die niet alleen (oppositie)politici mede in stand houden, maar ook wij van de media en het bredere publiek via sociale media. Het is een kringetje waarin we met z'n allen rondjes blijven draaien. Als er iets misgaat, moet Barbertje hangen. In reactie daarop is een minister primair gericht op lijfsbehoud. Mark Rutte is daar inmiddels meester in. Hij heeft overleven tot kunst verheven.
2) coronabeleid
De OVV deed tien aanbeveling in het eerste coronarapport (er volgen er nog twee). Veel van die adviezen gingen over denken in scenario’s en een geïmproviseerde crisisstructuur vervangen door een goed ingebedde structuur om de pandemie te bestrijden. Er is amper iets gedaan met die aanbevelingen, ondanks de mooie woorden in de formele kabinetsreactie, zo concludeert Dijsselbloem.
Hij kraakt vervolgens harde noten voor de insteek van ministers Kuipers om het coronabeleid van onderop te laten komen. Het is precies hoe ik erover denk. Steeds als ik Kuipers hoor uitleggen dat horeca, detailhandel en cultuur zelf de coronaplannen moeten bedenken en dat de overheid niet meer centraal gaat sturen, vraag ik me vertwijfeld af hoe hij dat voor zich ziet. Voert de horeca vrijwillig de 1,5 meter in, sluiten winkels uit zichzelf de deuren, controleren theaters weer coronapassen? En wanneer dan? Wie zegt bij welke besmettingsgraad welke maatregel nodig is? Als Kuipers deze aanpak verdedigt, denk ik steeds: ben ik nou gek?
“Uit welke evaluatie komt dat dit een goed idee is? Niet uit ons rapport. Het is in een crisis heel aantrekkelijk om te denken dat het decentraal geregeld kan worden, per sector of via gemeentebesturen, maar vrijheidsbeperkende maatregelen laten zich op dat niveau niet regelen.”
Dijsselbloem ziet de aanpak ook totaal niet zitten. Mij lijkt het ook een klap in het gezicht van de sectoren. Weet je nog hoe de theaterwereld hartstochtelijke pleidooien hield voor openstelling met 1,5m en coronapas? Dat ze alles op orde hadden in eigen huis? Toen was de politiek onverbiddelijk. Weet je nog dat de horeca concrete coronaplannen had uitgewerkt? Met de moed der wanhoop, omdat de branche al zo lang volledige gesloten was? En nu zegt de minister: maak nou eens plannen, ga het lekker zelf doen.
Natuurlijk kun je de concrete invulling aan de branches overlaten. Maar op centraal niveau zal altijd een minister moeten bepalen in welke fase van de pandemie we zitten, welke beperkingen nodig zijn om erger te voorkomen. Het is flauwekul dat je dit kunt decentraliseren. Hoe kun je nu van burgers verwachten dat ze zichzelf vrijheidsbeperkende maatregelen opleggen en dat ze dat allemaal tegelijkertijd in voldoende mate doen? Daarbij: het gaat hier om de volksgezondheid, een collectief belang. Het is wel een heel heilig geloof in een soort liberaal marktdenken om te verwachten dat alle individuen samen als vanzelf het juiste collectieve belang nastreven.
3) afschuiven van verantwoordelijkheid
Met premier Rutte heeft Dijsselbloem duidelijk een appeltje te schillen. Rutte was de onbetwiste aanvoerder van het coronabeleid. Maar zodra het op evalueren aankomt, geeft hij niet thuis. Tekenend is dat de kabinetsreactie op het OVV-rapport werd ondertekend door drie vakministers en niet door de premier:
“Daar storen we ons aan. Het was een landelijke crisis waarbij de minister-president formeel de leiding heeft genomen. Hij was voorzitter van de belangrijkste overleggen en was het gezicht naar buiten, de belangrijkste minister. Maar als het dan gaat om verantwoording afleggen, terugkijken en lessen trekken voor de toekomst ontbreekt zijn naam. Dat is toch vreemd?”
Het valt Dijsselbloem op dat ministers soms bewust geen extra bevoegdheden willen. Zo kan er door de zorgminister niet rechtstreeks worden ingegrepen bij ziekenhuizen en GGD’s en dat lijkt hij prima te vinden. Dijsselbloem ziet een bredere trend:
“We geven geregeld aanbevelingen aan ministers om zichzelf meer bevoegdheden toe te kennen zodat ze in noodsituaties kunnen ingrijpen. Maar ik heb nu vier, vijf voorbeelden waarbij de betrokken minister dan zegt: nee, dat wil ik niet. Ik wil die bevoegdheid niet. En als je dan leest waarom niet, dat gaat het erom dat hij de verantwoordelijkheid niet wil.”
En:
“Je wil soms wel macht, maar je wilt niet de verantwoordelijkheid hebben als het fout gaat. Dat vind ik kwetsbaar. Als je bang bent voor de verantwoordelijkheid, dan moet je die post niet willen.”
Hier raakt het derde punt aan het eerste. Een minister die verantwoordelijkheid heeft, kan verantwoordelijk gehouden worden. Gaat er iets mis, dan is het politiek gezien al snel foute boel. Dus is het handiger ingedekt te zijn door die verantwoordelijkheid níet te hebben.
Een coronaminister kan altijd verwijzen naar de GGD’s, ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken kunnen altijd wijzen naar de coördinator van Russische sancties, een woonminister kan wijzen naar de woningcorporaties, een stikstofminister naar de provincies. In die zin is decentralisatie voor bange politici een zegen.
En is iets niet voldoende op afstand geplaatst, dan kun je altijd een gezant, een coördinator of een ambassadeur benoemen. Volgens het devies van Creatief met Kurk: altijd van je af!