Als een mokerslag kwam die ene zin binnen: ‘Na de oorlog kreeg ze een omvangrijke belastingaanslag opgelegd, omdat haar administratie niet zou kloppen.’ In de epiloog van ‘Truus van Lier, het leven van een verzetsvrouw’, een prachtige biografie door Jessica van Geel, wordt beschreven hoe het alle andere personen in dit boek is vergaan. Truus is gefusilleerd door de Duitsers, omdat ze de NSB-hoofdcommissaris van politie Gerard Kerlen had omgelegd. Maar hoe was het met nicht Trui van Lier afgelopen? Zij redde ongeveer 150 Joodse kinderen via een speciaal daarvoor opgezette kinderopvang, ‘Kindjeshaven’:
“Na de oorlog kreeg ze een omvangrijke belastingaanslag opgelegd, omdat haar administratie niet zou kloppen. Ze had in haar schriften inkomsten voor haar ‘stiekeme kinderen’ geregistreerd, geld dat ze in werkelijkheid nooit had ontvangen. Pas in 1995 kreeg Trui hiervoor eerherstel.”
Ik vond het levensverhaal van Truus van Lier al bijzonder en heel mooi beschreven door Van Geel. Maar vooral deze zinnen over nicht Trui bleven dagen bij mij na-echoën. Je kunt niet anders dan denken aan onze huidige kinderopvangtoeslagaffaire. Ook dezer dagen weer volop in het nieuws door het
Kamerdebat over de uit huis geplaatste kinderen van getroffen ouders en door de
treurige constatering, ook deze week, dat de afhandeling van de compensatie dramatisch verloopt.
Kun je de situatie van de Tweede Wereldoorlog wel zomaar linken aan de problemen in de overheidsuitvoering van vandaag? Ik realiseer me dat die vergelijking misschien erg ver gaat. Maar als je toch probeert de overeenkomsten te zoeken, dan begrijp je ook beter wat er nu, en toen, mis is gegaan. Alleen zijn de mogelijke conclusies die je daaruit kunt trekken heel treurig. Want wat zeggen deze twee zaken over onze overheid, over onze maatschappij, over ons?
Ik zou niet zomaar een parallel durven trekken als dat door anderen al niet eerder was gedaan. Historicus Michal Citroen schreef het boek ‘U wordt door niemand verwacht’, over de kille wijze waarop Nederland terugkerende Joden uit de concentratiekampen ontving in de periode na de oorlog. Daar ging niet incidenteel wel eens iets mis, nee, Citroen beschrijft een patroon. Ter illustratie
vertelt ze over haar opa:
“Mijn opa was 48 jaar en moest voor elke stap vechten om opnieuw te beginnen. Hij was zijn huis en bedrijf kwijt, maar de verzekering wilde niet uitbetalen. Daar kwam de Belastingdienst bij met de vraag wat hij verdiend had in de periode dat hij in het concentratiekamp zat.”
Er zijn legio verhalen over de bureaucratische manier waarop met terugkerende Joden wordt omgegaan. Net als bij Trui van Lier zijn hier ook tal van gevallen waarbij overlevenden van de vernietigingskampen naderhand de fiscus op hun dak kregen. Zegt dat iets over onze overheidsorganisatie?
In het boek over Truus van Lier viel me nog meer op. Ongetwijfeld bekende feiten die ik alleen nog niet kende. Zoals de opzet van Kamp Westerbork. Ik wist niet dat dat aanvankelijk een vluchtelingenkamp was, eind jaren dertig bedoeld voor Duitse Joden die Hitler ontvluchtten. En dat de Nederlandse overheid weinig trek had in deze vluchtelingen en de Joodse gemeenschap in Nederland zelf liet betalen voor dit kamp. Zegt dit iets over onze volksaard?
Zowel in een
interview bij Nooit meer slapen als in een
podcast van journalist Kustaw Bessems trekt Citroen nadrukkelijk parallellen tussen toen en nu:
“Wij zijn alleen maar bezig met bureaucratie en formalisme, dat was toen helemaal niet anders. Het is een Nederlandse traditie, dat is de manier waarop we ons systeem hebben opgebouwd. (…) Hoe haal je het in je hoofd om als Belastingdienst te denken dat je die ouders nog veel dieper in de schulden moet jagen, waarvan je zeker weet dat ze het nooit kunnen betalen. De ouders en hun kinderen gaan totaal de vernieling in. Daar word ik zo kwaad van, omdat de vergelijkingen met de repatriëring van Nederlandse joden bijna een op een zijn. Zo horen wij niet te werken.”
Deze citaten komen uit dat radio-interview. In de podcast van Volkskrant-journalist Kustaw Bessems (
luistertip!) wordt de geschiedenis van net na de oorlog ook specifiek gekoppeld aan de discussie over ‘de menselijke maat’ nu. Die podcast heeft als titel ‘De bestuurlijke kilte van Nederland’ meegekregen. Treffend. Ik was ooit van plan een artikelen-serie te maken over al die uitvoeringsproblemen die er al jaren spelen in Nederland. Aanvankelijk had dat de werktitel ‘Kil Nederland’. Ik heb het mapje met ideeën en verhalen nog in mijn pc staan. Van die serie kwam het helaas niet, maar inmiddels is dit thema niet meer weg te denken in het publieke debat.
In het boek van Van Geel trof me ook de Nederlandse wens in 1939 en 1940 om neutraal te blijven. Natuurlijk wist ik dat wel, maar soms moet je dingen die je al weet nog eens goed tot je door laten dringen. Terwijl in Duitsland het absolute kwaad aan de macht was gekomen, wilde de Nederlandse regering geen keuze maken? Wij dachten destijds dat we ons niet hoefden uit te spreken? Natuurlijk was op dat moment nog niet bekend dat er tussen 1940 en 1945 een afschuwelijke genocide zou gaan plaatsvinden. Maar was de Kristallnacht van november 1938 niet al een voorbode? Nederlanders die destijds kritisch waren op Hitler konden in Nederland bestraft worden wegens belediging van een bevriend staatshoofd. Laat dat eens tot je doordringen. Ik kan niet anders dan denken aan Shell-topmannen in de datsja van Poetin - of aan een bierdrinkende Willem-Alexander met deze Russische president. Als wij moeten kiezen tussen koopman en dominee, klampen we ons zo lang mogelijk aan die koopman vast. Dat was toen zo, dat is nu nog zo.
Als er echt overeenkomsten zijn tussen de toeslagaffaire nu en de behandeling van Joden voor en na de oorlog, wat zijn dan die parallellen? Daar wordt het best tricky, dus al te stellig zal ik niet zijn. Wat wel meteen te binnenschiet, is de behoefte aan regels en structuur, bureaucratie dus. Wij Nederlanders willen dingen graag netjes regelen en hebben een hekel aan uitzonderingen die precedenten scheppen. Extreem gesteld: waarom zou je een terugkerende Jood uit Auschwitz niet aanspreken op zijn achterstallige ozb en andere Nederlanders wel? Klinkt dit cru? Zo is het wel gegaan.
Als we onze hand over ons hart strijken, dan dreigt misbruik. Mensen kunnen wel zeggen dat hun kind onterecht huis is geplaatst, maar als we al te toeschietelijk zijn om die zaken nog eens nader te bekijken, dan moeten we dat in heel veel andere gevallen misschien ook doen. Tja, dan is het einde zoek. Of: ruimhartig zijn naar vluchtelingen klinkt misschien mooi, maar voordat je het wel zijn de sluizen open en dreigt de befaamde aanzuigende werking. Kunnen die Syriërs niet in ‘de regio’ worden opgevangen? Laten we die Duitse Joden maar niet al te goed huisvesten.
Vertrouwen is goed, wantrouwen is beter. Liever raken we een paar honderd ouders in de toeslagaffaire onterecht, dan dat we een handvol Roemeense fraudeurs laten lopen. Ik weet het, dit is opnieuw scherp gesteld, extreem misschien, maar zo is het feitelijk wel gegaan. Nu we de puinhopen zien, zijn we ervan geschrokken. Maar het is beleid dat perfect paste bij de manier waarop we Nederland willen organiseren.
En hebben die ouders het er zelf ook niet een beetje naar gemaakt? Ik heb nooit problemen met de overheid. Dus hoezo zou de toeslagenaffaire mij raken? Waar rook is, is vuur. Ook extreem? Kijk naar de uitslag van de Kamerverkiezingen en constateer dat het toeslagenschandaal nauwelijks een factor was in de verkiezingen. De meeste kiezers hebben niet de neiging dit op zichzelf te betrekken.
Ik ben er nog niet uit. Ik vind het een eyeopener dat je deze historische parallellen kunt trekken. Maar ik vind het tegelijkertijd ook pijnlijk. Want hoe mooi zou het zijn als we alle uitvoeringsellende aan Mark Rutte konden toeschrijven? Of aan het doorgeslagen neoliberalisme, aan de marktwerking? Dan staat deze problematiek veilig ver van ons af.
Maar als dit alles iets zegt over Nederland, over onze volksaard en dus ook over onszelf, dan wordt het minder leuk. Het is precies om die reden dat bij boeken over de oorlog, over de Jodenvervolging, over het verzet, altijd weer de vraag zich opdringt: waar zou ik hebben gestaan? Die vraag gaat niet over het verleden alleen, maar ook over het heden. Waar sta ik nu?
In deze documentaire vertelt Trui van Lier waarom ze destijds de fiscale boete toch betaalde (43.40):