De werkgeversvoorman kon op televisie nogal horkerig overkomen. Als hij tegenover GroenLinks-leider Jesse Klaver zat dan legde hij het af omdat hij moeilijk sympathie kon opwekken. Zeker als hij Klaver bijna denigrerend ‘vriend’ noemde. Deze twitteraar viel het op dat De Boer volgens alle necrologieën ook aardig en grappig was. Dat was hij inderdaad.
Alleen wat in de omgang aardig en grappig was, kwam op televisie vermoedelijk lang niet altijd over. Maar mijn ervaring is dat elk interview met hem een feestje was. Natuurlijk omdat hij altijd leverde, er kwam altijd nieuws uit, en sappige quotes. Als dat alles was, zou dat een platte gedachte zijn, alsof het er alleen maar om ging dat er wat te halen viel. In alles merkte ik dat hij geliefd was in de organisatie, bij ondernemers. Hij was altijd in voor een geintje, genoot van het uitdelen - en ontvangen van speldenprikjes.
En het was heel goed mogelijk een scherp en kritisch interview met hem te houden waarin hij zich liet uitdagen en waarin hij ook openhartig was over zijn twijfels en afwegingen. Daar was ook reden toe, want deze typische mkb-man was gaandeweg het gezicht geworden van het grootbedrijf. Daar worstelde hij mee. In één interview hebben we het specifiek daarover gehad, toen we terugblikten op de dividendbelasting-affaire. (Lees dat interview
hier.)
“Een vooraanstaand politicus op het Binnenhof zei tegen mij: ’Hans, ik weet niet meer hoe ik moet communiceren’. Hij zei: ’Als ik een interview geef of een grote toespraak hou, komt er meteen een wolk van Twitterberichten overheen en al snel is de algemene roep dat ik moet aftreden’. Dat merk ik ook. Uw interview met mij verschijnt, de kop die erboven komt, weet ik niet. Daarna komt de hele wereld van Twitter eroverheen en de volgende dag zegt men: wat een waardeloze voorzitter is dat, laat hem opdonderen.”
Het andere interview dat me bijstaat is bij zijn vertrek. Daarin spraken we nadrukkelijk over zijn teleurstellingen en de manier waarop hij overkwam bij media en publiek. Ook daar deed hij aan zelfreflectie, omdat hij zich ook realiseerde dat hij niet altijd goed overkwam als hij de getapte jongen uithing. Dat ging mis toen hij langdurig werklozen ‘labbekakken’ had genoemd. (Lees dat interview
hier.)
"Ik heb er nadien wel heel veel over nagedacht. Ik was altijd een behoorlijk populaire man bij de journalisten in mijn tijd als MKB-voorzitter. Ik wil de dingen altijd helder verwoorden, zodat ik grote lagen van de bevolking bereik. Ik ben met die stijl van voor mijn VNO-tijd doorgegaan, maar dat viel totaal verkeerd. Ik vond dat heel vervelend. Er mankeert van alles aan me, maar je kan niet zeggen dat ik me niet druk heb gemaakt om sociaal zwakkeren in de samenleving. Maar ik kreeg zo’n ontzettend pak op mijn sodemieter.”
Hier werd Hans de Boer het meest geraakt, als hij werd gezien als asociaal. Alsof hij geen sociaal hart had, geen rechtvaardigheidsgevoel had. Alsof hij niet integer was. Dieper dan met deze verwijten kon hij niet gekwetst worden. En de tegenwind na de ‘labbekakken’ ging ver:
"Ik kreeg ook brieven op mijn privéadres. Met vreselijke woorden erin. Ook één brief met de strekking: jij kan nooit meer over straat lopen want ik weet waar je woont en ik schiet een kogel door je achterhoofd. Toen heb ik een dag of tien bewaking gehad voor de deur. En VNO heeft camera’s opgehangen bij mijn huis. Toen zei mijn vrouw: ik vind alles goed en wel, maar in deze flauwekul heb ik geen zin.”
Met warme woorden namen deze week collega-bestuurders en politici afscheid van Hans de Boer. Ook vakbondsvoorzitters waren lovend. Zij weten: De Boer flikt je nooit een kunstje. De man die zijn VNO-voorzitterschap begon met schoppen tegen de polder, eindigde als raspolderaar. Ook dat gaf hij ruimhartig toe:
“Er is wel iets veranderd in mijn denken. Han Busker en ik kunnen elkaar goed vinden. Wij vinden allebei dat het vaderland er wel een beetje goed bij moet liggen. Die SER is niet mijn hobby, maar je ziet elkaar wel. Die pensioenen, jezusmina, hele nachten ging dat door. Daar wordt Hansje niet vrolijk van. Ik ben het polderen gaan waarderen, maar om nou te zeggen dat het een vreugde is…. Hahaha…. Maar het mag wel eens een keer gezegd worden: er is geen één voorzitter van VNO-NCW die zoveel goeie deals met de bonden heeft gemaakt als ik.”