Het grootste offer dat we moeten brengen in de coronacrisis is de afgedwongen afstand. Tenminste, voor mensen die niet hun baan verloren of hun bedrijf in de problemen zagen komen. Voor de meeste mensen zijn de dagelijkse coronabeperkingen de prijs die betaald moet worden om het virus onder controle te krijgen.
Niet naar de kroeg kunnen gaan, onder strenge voorwaarden naar de bioscoop, geen buitenlandse vakanties, beperkingen voor kerken, nauwelijks cultureel leven. Het is allemaal jammer tot triest. Maar voor mij is van met af aan de kern van wat we missen: menselijk contact. We schuifelen op afstand om elkaar heen, raken elkaar niet of nauwelijks aan, zoeken elkaar veel minder op.
Mensen die ik maar af en toe in het jaar zie, zie ik nu helemaal niet meer. We gaan wel weer een hapje eten als corona voorbij is. Het kerkelijk leven, het verenigingsleven, het vrijwilligerswerk, de koren, de sportclubs, de toneelgezelschappen, al die verbanden waarin contact centraal staat hebben zwaar te lijden. Dat is niet uit te drukken in procenten bbp, dat vinden we niet terug in economische statistieken, maar ons welzijn en ons geluk staat daardoor wel zwaar onder druk.
Zo langzamerhand begin ik met af te vragen of deze prijs niet te groot is. Houden we dit wel vol?
De afstand wordt ondraaglijk rond een ziekbed dat een sterfbed wordt. En dan de begrafenis. De laatste weken maakte ik dat mee rond mijn eigen vader, reden voor de tijdelijke nieuwsbriefstilte. Ik schreef er vorige week
deze column over:
“Stapje voor stapje zocht ik de randen op. Een aai over z’n bol, een hand op z’n schouder, overeind helpen in bed. En op die laatste avond voluit zijn hand vastpakken die naar mijn hand greep. Er zijn momenten dat de coronaregels even minder belangrijk zijn. Hoe moet je naar iemand omzien, iemand troosten, afscheid nemen zonder fysiek contact? Dat kán niet.”
Wij hadden nog het ‘geluk’ dat er 80 mensen op de uitvaart konden komen, de toegestane 100 pasten niet in de zaal. Wat te denken van de families die in november plotseling niet meer dan 30 mensen mochten uitnodigen? Juist op het moment dat je de steun van anderen het meest nodig hebt. Meekijken online is mooi, maar je hebt behoefte aan de fysieke aanwezigheid van familie en vrienden, en dan het liefst ook een bemoedigende handdruk, omhelzing, knuffel of kus.
“Met terugwerkende kracht maak ik me boos over de achteloosheid waarmee het kabinet begin deze maand plots voor twee weken de regels aanscherpte. Tuurlijk, jammer van die bibliotheken en bioscopen. Maar families die halverwege de organisatie van een begrafenis waren, moesten genodigden afzeggen omdat het maximum ineens verlaagd was naar 30. Zo pijnlijk. Slechts uit misplaatste daadkracht van het kabinet; een onzinnige zijweg van de routekaart die mensen verdriet deed. Het scheelde weinig, maar ons werd dat net bespaard.”
Gelukkig gloort er hoop. Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid denkt dat de vaccinatie snel kan beginnen, op 4 januari al. “Als alles meezit”, voegt hij er dan omineus aan toe. Nou, dan weten wij wel hoe laat het is. Want wanneer zat op zijn ministerie voor het laatst alles mee? (Mijn
vervolgcolumn van deze week ging daarover.)
Het zal toch niet gebeuren dat het uitrollen van het prikplan ook weer half in de soep loopt? Dat Hugo de Jonge niet door de gevestigde belangen van de zorg heen komt. Want de artsen en GGD'en begonnen meteen weer te klagen en te steigeren. Wat een gebrek aan enthousiasme en ambitie. En aan onze premier hebben we ook helemaal niks. Mark Rutte overleeft blijkbaar al die jaren alleen door problemen bij de vakministers te laten sudderen, ook al is de coronacrisis overduidelij Chefsache. Lees een nijdige Volkskrant-columnist Kustaw Bessems
erop na.
Toch ben ik voor het eerst in tijden optimistisch. Het mooie Pfizer-nieuws liet me aanvankelijk koud. Ik kon me niet voorstellen dat er niet enorme adders onder het gras scholen. Maar het goede nieuws is onmiskenbaar. We zitten in de laatste fase van de crisis. Het kabinet bepaalt hoe lang die fase duurt. Maar dat de corona-ellende eindig is, is nu wel duidelijk. Het werd tijd ook, want ik ben dat afstandelijke gedoe nu echt zat. Ik kan niet wachten om weer af te spreken, mensen een stevige hand te geven, een bemoedigende omhelzing. Al die fysieke contacten die de mens tot mens maakt, een sociaal wezen in al zijn vezels.